Rol gemeente in wijkeconomie moet beter

Labyrinth-Extenzio in themabericht NICIS: "Om de wijkeconomie op een goede manier te stimuleren moeten gemeenten zich richten op de kansen en mogelijkheden en minder op belemmeringen en problemen,vindt Nathan Rozema, directeur van Labyrinth-Extenzio

http://www.nicis.nl/nicis/nieuwsopdatum/EconomieenInnovatie/Wijkeconomie/Interview-Rozema_1007.html

“De focus moet liggen op het ondernemersklimaat, de regelgeving en kredietmogelijkheden. Gemeenten moeten aandacht besteden aan het creëren van meer en goedkope huisvestingsmogelijkheden. Wij kijken bijvoorbeeld naar de kansen van de wijk tegen de achtergrond van de markt. "Volgens hem zouden gemeenten meer naast en met de bewoners en ondernemers moeten ondernemen. “Ik hoor vaak van bewoners dat wijkgerichte projecten een hobby van organisaties of gemeenten zijn, er wordt gepraat in zij-termen en niet in de wij-vorm.” Volgens Rozema moet een wijkbewoner met een groot netwerk in de wijk en op basis van zijn expertise kunnen worden ingeschakeld. “Onderschat hierbij vooral niet de kracht van de vrouwen.” Het uitsluitend betrekken van bekende organisaties zoals ondernemersverenigingen, belangenclubs of bekende adviseurs is niet effectief genoeg, omdat deze doorgaans slechts een beperkte achterban vertegenwoordigen. “Gisteren kreeg ik nog een hint van de kruidenier op de hoek: "Nathan, waarom opent de gemeente niet hier in mijn winkel een info-balie, dan bereiken ze meteen iedereen!"

 

Wijkeconomie of stedelijk economie?

Het gaat bij wijkeconomie om de samenhang tussen regio, stad en wijk. “Hoe onderscheid een wijk zich? Wat is de interne kracht, welke externe ontwikkelingen spelen een rol? De wijk is een “submerk” en het functioneert binnen de stedelijke economie. Als bijvoorbeeld de winkelkwaliteit van een wijk achteruit gaat, gaat de leefbaarheid achteruit en beïnvloedt het de positie van de stad. Wat zou een hippe Schilderswijk bijvoorbeeld met Den Haag doen?”, aldus Rozema.

Wijkeconomie is voor veel wijken daarom van groot belang. Wijken als Kanaleneiland, Lombok met de Kanaalstraat, Transvaal, Woensel, en Bosch en Lommer zouden een belangrijk gedeelte van hun aantrekkingskracht en diendende functie naar de wijk verliezen als er geen ondernemers in die wijk aanwezig zouden zijn. “Ik ben het daarom oneens met Gerard Marlet van Atlas van de Gemeenten wanneer hij stelt dat je je niet teveel op wijkeconomie moet richten, omdat de kans dat men werk vindt in de wijk slechts 1% is. Daarmee zegt hij dat wijkeconomie niet rendabel is. Deze is zeker rendabel, alleen afhankelijk van hoe breed je het meet. Er wordt echter wel vaak verkeerd met die wijkeconomie omgegaan, met teveel regels en subsidies en te weinig kennis van zaken. Je moet er wel voor waken om niet te krampachtig op het niveau van een wijk te blijven hangen. Zaken zoals bijvoorbeeld de arbeidsmarkt, zijn lastig om op wijkniveau te organiseren. Daar heeft Marlet zeker een punt, maar het is wel zo dat voor mensen met een relatieve afstand tot de arbeidsmarkt, het werken in de wijk, ofwel in loondienst, ofwel als ondernemer, een veiliger en laagdrempeliger vertrekpunt kan zijn. Hier zijn ook succesvolle voorbeelden van.”

Volgens Rozema behelst wijkeconomie meer dan alleen mensen aan werk helpen. Het pakt bredere problematiek aan, waaronder leefbaarheid, levendigheid, diversiteit en integratie. En het maakt mensen weer trots op hun wijk. Het creëren van arbeidsplaatsen is slechts een onderdeel. "Marlet heeft wel gelijk als hij zegt dat we niet te krampachtig moeten zijn in het denken op wijkniveau. Op wijkniveau is niet alles op te lossen. Sommige wijken kunnen op economisch vlak ook complementair aan elkaar zijn. Daarom mag men dus het stedelijk niveau nooit uit het oog verliezen. Het blijft de grotere koepel waaronder de verschillende wijkeconomieën functioneren. Met persoonlijk beleid is ook niets mis. En volgens mij hoeft dat niet te botsen met wijkgericht beleid of stedelijk beleid."

Economisch gehalte van Prachtwijkdebat

Rozema vindt dat het economisch gehalte van Prachtwijkdebat nog veel te laag is. Er wordt te veel aandacht besteed aan het gehalte hulpverleners, sturing en subsidieverstrekking en er is te weinig belangstelling voor ondernemers en de kracht van de wijk gericht op de Wijkactieplannen (WAP). Zelf in congressen en debatten waar WAP’s worden besproken wordt ondernemerschap meestal met probleemgerichte insteek behandeld. Ook de charters van de gemeenten geven nog steeds relatief weinig aandacht aan de economie. Het ministerie van Economische Zaken is zich hier volgens Rozema wel goed van bewust." Over dit onderwerp valt tot op heden nog weinig valt te zeggen, aangezien ze nog niet allemaal ondertekend zijn.“Afgelopen zaterdag [31-05-08] is Arnhem aan de beurt geweest als negende gemeente. Als alle charters zijn ondertekend, zal er weer een analyse komen vanuit onderzoeksbureau Labyrinth gericht op wijkeconomie en ondernemerschap.”

Rozema vraagt zicht af of alle debatten die de afgelopen maanden hebben plaatsgevonden over de wijkaanpak werkelijk hun vruchten hebben afgeworpen. Hij beantwoordt deze vraag zelf negatief omdat in deze debatten meestal van een probleemgeoriënteerde hulpaanpak wordt uitgegaan: “Er wordt niet zozéér geïnvesteerd, als wel kosten gemaakt. Dan krijg je afhankelijkheid in plaats van onafhankelijkheid als resultaat. Natuurlijk moeten problemen worden aangepakt. Projecten die achter de voordeur komen zijn van groot belang.” Rozema refereert naar recent onderzoek, verricht door Bianca Oude Groeniger, waaruit blijkt dat ondernemers in probleemwijken als Transvaal en de Schilderswijk vooral vertrouwen missen. “Er bestaat geen vertrouwen vanuit de (overheid)instanties in deze ondernemers, maar andersom is het vertrouwen ook ver te zoeken. Dit terwijl deze ondernemers straatbeeld bepalend zijn en hun ondernemingen als ontmoetingsplek fungeren voor de rest van de wijk. Zij bepalen in grote mate het imago van de wijk."

Effectieve aanpak van wijkeconomie

Rozema geeft aan dat de wijk als een product moet worden beschouwd, waarvoor een juiste mix nodig is van de drie W’s: wonen, winkelen en werken. “Winkelen is keer op keer tijdsbesteding nummer één. Maar het winkelen van tegenwoordig lijkt al lang niet meer op het winkelen van vroeger. Wij brengen ook altijd in kaart welke bewoners wel en wie niet bestedingen in de wijk doen, waarom niet en waar dan wel en wat de ontwikkelingen zijn. Op deze manier hebben wij voor verschillende gebieden ontdekt dat er behoefte is aan bepaalde producten en of diensten. Dit werken we samen met de ondernemers uit. Aan de hand daarvan kan je voorwaarden scheppen. Dit geldt ook voor het straatmanagement waarbij wij mensen adviseren met ondernemers uit het veld te werken. De beste benadering hiervoor is integraal en holistisch.”

“Gemeenten kunnen werken vanuit omzetgerelateerde huren en bij ieder project of initiatief kijken in hoeverre anderen in de wijk daar ook belang bij kunnen hebben. Op basis hiervan kunnen de ontwikkelingen en de kansen van de wijk voortdurend benut worden. Omdat de lasten in de prachtwijken stijgen, is het van essentieel belang om naar kostenbesparende maatregelen te zoeken. Rozema noemt het voorbeeld van Senter Novem, die is gestart met een pilot gericht op het helpen van wijkbewoners in Heechterd Schiereterp (Leeuwarden) met het zelfstandig doorvoeren van energiebesparingen. Op deze manier leren bewoners hoe ze met energie moeten omgaan en ze kunnen actief naar arbeidsmogelijkheden zoeken.” Een ander voorbeeld is de aanwezigheid van een grote potentie onder Marokkaanse jongeren in probleemwijken die zich graag willen verdiepen in bijvoorbeeld de motorvoertuigtechniek, mensen die multifunctionele Leisure accommodaties in de prachtwijken inhuren waar veel geld wordt uitbesteed, Turken of Hindoestanen die in de financiële diensverlening actief willen zijn, denk aan autorijscholen of grafische vormgeving. Volgens Rozema moet de gemeente zulke situaties als kansen zien en samen met het bedrijfsleven en allerlei sociale partners concrete mogelijkheden bieden.”

Opkomende economische trends

Afsluitend geeft Rozema aan dat er verschillende belangrijke trends op lokale overheden afkomen. “Er is een duidelijke toename van het aantal ZZP’ers, want de wijk wordt steeds belangrijker als (thuis-) werkplek. Daarnaast is er een opkomst van nieuwe speciaalzaken zoals vintageshops of flagshipstores van grote en hippe merken. Heel belangrijk worden nieuwe typen horeca en de opkomst van nieuwe economische gebieden in de steden. Denk maar aan de communicatie industrie in Amsterdam Noord. Daar kan je dan ook weer nieuwe woon- en winkel milieu’s bij verwachten. Wijken zullen internationaler worden en we verwachten dat bepaalde groepen senioren naast jonge professionals in de steden gaan wonen. Die zoeken dan wel een aantrekkelijke, en vooral bereikbare, omgeving. In die zin is de toenemende regelzucht in de steden gevaarlijk.”

 

Bron: Nicis Institute, Yassir Houtch